Showing posts with label dutch. Show all posts
Showing posts with label dutch. Show all posts

Sunday, March 28, 2010

Varkenshaasje Blackwell (Terry, Inge & Herman)

Er was eens een varken, genaamd Blacky, en een haas die luisterde naar de naam Welly. Op een goede dag kwam er een medische wetenschapper die de twee genetisch deed samensmelten, en zie: onze held Blackwell de ¶ varkenshaas was geboren. Nare bijkomstigheid was echter dat hij in het proces radioactief was geworden. Dat had tot gevolg dat hij ten tijde van stress begon op te lichten, en in geval van schaamte opzwol tot 5 keer zijn eigen omvang. Varkenshaasje Blackwell had één grote passie: skiën. Zodra hij kon nam hij de trein naar Tirol, bond z’n ski’s onder en begon een spectaculaire afdaling. Steevast waren omstanders onder de indruk van z’n buitengewone prestaties, wat varkenshaasje Blackwell aanmoedigde tot nóg buitensporiger gedrag. En uiteraard kwam hoogmoed weer ¶ eens voor de val: varkenshaasje Blackwell nam op een kwade dag een extreem steile helling, aangemoedigd door applaus vanaf de piste, en deed voor het dramatisch effect zijn ogen dicht, al balancerend op één ski. Maar oeps! Een plotse wind stak op en blies hem de hoogte in, hoger en hoger, totdat hij een stipje werd. Het applaus verstomde, de mensen hun monden vielen open van verwondering: zo’n spektakel hadden ze niet eerder gezien. Varkenshaasje Blackwell was een magiër. Maar toen viel er een ski-lat op het hoofd van één van ¶ de toeschouwers, en was het gedaan met de aandacht voor varkenshaasje Blackwell, die al de dampkring naderde. Zodoende misten zij hoe onze beste varkenshaas de dampkring binnenvloog en als een fakkeltje begon te branden ¶ door de wrijving. Geroosterde varkenshaas, jawel. Zwartgeblakerd en verkoold. De geest van varkenshaasje Blackwell bleef echter rondwaren rondom deze barbecue, en was met volle maan zichtbaar als een lichtgroene mist, die sommigen herkenden als moeilijk leesbaar orakel. ¶ Het trok vage spirituele types aan die de ronddolende varkenshaas opzadelden met hun existentiële vragen, zoals ‘Waar had ik mijn sleutels ook alweer neergelegd?’ etc. Varkenshaasje Blackwell had zo gauw geen antwoorden op deze vragen en doolde nog dagen maanden jaren in gedachten rond.


Sita 2000 ((Terry, Marc, Inge & Herman)

Inderdaad. Middelgrote bewegingen die complex gecoördineerd zijn, hebben de meeste aantrekkingskracht. Vaak zijn deze bewegingen a-symmetrisch, tegengestelde bewegingen van hoofd en benen. John Travolta, in zijn Saturdaynight Fever tijd, belichaamde deze dansstijl als de beste, benen gekruist en ¶ armen wijd of andersom, en zo het hoekje om, de dansvloer af. De dansvloer was erg klein, en er werd doorgaans weinig gebruik van gemaakt. De meeste beweging kwam van de discobal, die gekleurde lichtpuntjes op de vloer en de wanden liet dansen. ¶ Verder was er weinig dynamiek in de Sita te ontdekken. De spiegelwand bleef de traag dansende treuzelaars, die maar niet wilden onderkennen dat de nacht zijn mooiste kanten al had getoond, mistig reflecteren, en tussen de nummers door waren de vogels buiten al te ¶ horen. Een verstokte alcoholist mompelde wat tegen een bierviltje terwijl hij opstond maar achter z’n barkruk bleef haken, en viel om. Hij landde op de grond tussen de glasscherven, bleef liggen, een tand door de lip, maar niemand reageerde, lustig danste men verder. Langzaam raakte hij bedolven onder de glazen, bierviltjes, sigarettenpeuken, pindadoppen, verloren handschoenen, weggeworpen papieren zakdoekjes, uitgespuugde ¶ kauwgommetjes en noem maar op. Zodoende werd hij de volgende dag met alle troep naar buiten geveegd, de goot in. Alleen door in dialoog te blijven met zijn omgeving was hij in staat zijn geestelijke gezondheid te behouden. Hij rook dan wel weer naar pis, maar zijn mede-goot ¶ -bewoners hadden niets dan respect. Tót de dag dat hij zijn boon tevoorschijn haalde. Dat was nogal een anti-climax. Absoluut niet het begin van een in alle hevigheid bloeiende volkstuin. Een levenloze boon, die na drie jaar water opgieten nog altijd bewegingloos ¶ onder de aarde lag. En de bewoners maar wachten op een maaltijd... Die maaltijd kwam er pas na een dag of tien, toen het merendeel der bewoners al lang de geest had gegeven, en het tiental overlevenden, dat inmiddels meer naar water snakte dan naar eten, al begonnen was elkaar aan te vreten. Het was een bloederige scène, maar het leverde mooie plaatjes op voor het archief.


LvT (Terry, Marc, Inge & Herman)

De Deense regisseur –wiens naam ik hier liever niet noem- liep langs de Amsterdamse grachten. Hij was in zijn eigen grauwe, maatschappijkritische en sarcastische gedachten verzonken; het gebrek aan moraal van de hedendaagse ¶

mens overpeinzend. Als gevolg hiervan was hij niet al te opmerkzaam richting zijn directe omgeving en zag zodoende over het hoofd dat vijf grachtenpanden verderop een piano naar binnen werd getakeld. Ook toen deze met veel kabaal neerstortte op een auto die daar net geparkeerd stond bleef hij verder de plastic kubus op de tafel voor hem bestuderen, staarde er ruim 47 minuten naar, pakte hem op, liet hem rondtollen op tafel, drukte ¶ de kubus tegen zijn linker oor, blies erop en ja hoor, hij kreeg contact met een andere dimensie, de zesde of de achtste, of wellicht de twaalfde... Al zijn zintuigen waren nu volledig geopend en een onnoembare ervaring wierp alle zekerheden waarop hij zijn bestaan tot dan toe had gegrondvest omver. Hij was niet meer wie hij ¶ was geweest. Een belangrijke taak was voor hem weggelegd. De taak om oude mensen, die het zelf niet meer konden, te helpen naar het toilet of onder de douche te gaan. Dat kon heel intiem worden, maar dat deerde niet: dít was maatschappelijk relevant werk, en dat gaf hem een enorm gevoel van eigenwaarde. Ondertussen waren andere mensen met weer heel andere dingen bezig: portrettekenen, afwassen, boodschappen doen of houthakken. ‘Wat is jouw passie eigenlijk?’ vroeg Victoria de Vrome aan haar ¶ trouwe drievoeter. Het beest gromde wat en liet een lange donkere scheet. Victoria gaapte en nam nog een petit-four van de schaal op het Louis XV-bijzet-tafeltje naast haar chaise longue. Helaas glipte het uit haar kleine worstevingertjes op de ton-sur-ton bekleding met mille-fleurs patroon. ¶ ‘Tyfus!’ krijste Victoria, ‘Zo kan ik dat petit-fourtje nooit terugvinden!’ Maar alle voorwerpen rondom haar waren inflatable geworden. Ze kwam compleet vast te zitten tussen het groene stoeltje en het bijzet-tafeltje. Ook de schemerlamp ¶ was ondertussen al flink in volume toegenomen, en drukte op haar nieuwe kapsel. En op haar gemoed. Ze compenseerde het gevoel van onbehagen met een ballonnetje lachgas. Ha ha ha.

Tuesday, September 8, 2009

Harry & Otje... encore (Inge & Herman)

'Zolang je abstract werkt vraagt niemand je naar een betekenis... men zegt "mooi" of "interessant" of helemaal niets... maar zodra je figuratieve elementen in je werk toelaat... vraagt men ineens "Wat wil je daarmee zeggen?" en word je geacht één of ander statement te maken... het is gemakzuchtigheid... het is niet omdat iemand kan zien dat hij ook kan kijken... alsof inhoud en vorm los van elkaar zouden kunnen bestaan! Ach, ik verwacht waarschijnlijk teveel... overigens... ik denk dat Vinnie het Veulen me geëxcommuniceerd heeft, hij zegt me althans geen gedag meer... wellicht heeft het iets met Ronnie de Rat te maken.. misschien heeft hij gemene dingen over mij gezegd.. o ja en ik zag ook Getsie de Geit.. die' Maar Otje hoorde niets van wat Harry zei. Met een vage glimlach staarde ze afwezig voor zich uit terwijl ze onafgebroken haar oor streelde. ¶ Otje zat in een nieuwe seksuele bloeifase waardoor Harry een beetje op zijn intellectuele honger bleef zitten. Otje was de enige gelijkwaardige gesprekspartner van Harry. Maar gezien Otjes escapades was er weinig inhoudelijks te delen. Dus zag Harry zich genoodzaakt zijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen. "De ontdekking van het bruidsbed" begon hij zij eerste geschrift. Geestdriftig kraste hij de titel weer door. 'Te gezocht, te geconstrueerd' zei hij hardop. 'Misschien eerst iets schrijven en dan pas een titel geven', zei hij en beet op z'n pen. Die brak. De inkt droop over zijn bekkie. 'Hè gatver' riep Harry en rende naar de badkamer. Maar de inkt was watervast. Wat te doen? Wat te doen? Er zat maar 1 ding op: scheren. Harry zeepte z'n snuit in en scheerde de blauwe haartjes weg. Maar dat zag er niet uit! Het was een soort negatieve baard. Dan maar z'n hele hoofd kaal. Harry was nog niet klaar om alles af te spoelen en de bel ging. Het was Otje, hitsiger dan ooit te voren. ¶ Maar toen Harry de deur opendeed vergat Otje de geilheid heel even en lachte het uit toen hij de kale haas zag! Harry kreeg het koud van deze reactie, of was het omdat hij geen vacht meer had? Snel liep hij naar de hoek van de kamer en nam zijn peignoir van de kapstok. De peignoir was gewatteerd en van ruwe donkerblauwe zijde waarop witte lelies waren geborduurd, afgewerkt met gouddraad. Harry had het kledingstuk door een Tsjoengaars hamstertje laten uitvoeren ter gelegenheid van zijn 8ste verjaardag, maar -om eerlijk te zijn- de peignoir stond Harry niet. Zijn figuur kreeg er iets gedrongens door, terwijl hij in feite niet onatlethisch gebouwd was. En nu diende de peignoir om Harry's ¶ naaktheid te bedekken. 'Ja lach maar dom konijn', siste de haas. Toen kwam er een Indiër voorbij met een polaroidtoestel en nam een foto. '5 Euro', zei hij met een Indisch accent. Toen Harry de foto van zichzelf zag moest hij ook heel hard lachen. De Indiër werd kwaad en smeet z'n camera tegen Harry's hoofd, dat direct hevig begon te bloeden. 'Hahhaha, ook dat nog!' gierde Otje, en Harry moest huilen van de pret. De Indiër zag een jasmijnboom bloeien bij de buren en zag z'n kans schoon een nieuwe business te starten. Wat hij niet wist was dat het een magische jasmijnboom was, waarvan de bloemen ¶ hallucinatoir werkten door enkel aanraking. De Indiër plukte wat bloemen, en binnen enkele minuten veranderde alles, hij zag alleen nog maar kleuren, geen vormen. Na 3 dagen werd hij gevonden door een wandelaar die de politie inlichtte, die hem even later in een busje tilde, maar meteen daarop een ernstigere melding binnenkregen, en zich direct naar de plek des onheils haastten, waardoor de Indiër achterover tuimelde en daarbij zijn hoofd stootte, wat hem deed giechelen. En dát was wat hij de rest van zijn leven deed: giechelen, en soms 'blue' zeggen. Hij was erg gelukkig, maar van geringe maatschappelijke waarde volgens velen.

Monday, September 7, 2009

Oma Touwtje (Inge & Herman)

'Jammer', meer viel er inderdaad niet te zeggen. Het was jammer dat de vaas nu stuk was. Niet alleen omdat het een dure vaas was geweest, maar vooral omdat het de lievelingsvaas van wijlen oma Touwtje was geweest. Elke week had ze de vaas van verse bloemen voorzien, bij voorkeur lelies of gladiolen. ¶ Daar hield oma Touwtje het meest van. En nu lag de vaas in 5 stukken op de grond. Net als opa Touwtje. Die lag er echter al 3 jaar dus die was vrijwel onherkenbaar. Soms struikelde oma Touwtje over hem en werd dan heel driftig, schopte tegen z'n botten, die dan braken, waarna ze ze maar liet liggen, het was nu toch al een zooitje. Maar die vaas, dat ging haar aan het hart. 'Oh nein!' krijste ze, en in een dramatisch gebaar bracht ze haar hand naar haar hoofd. ¶ Oma Touwtje was actrice geweest, wel tot haar 57ste. Toen had ze reuma gekregen en kon het podium niet meer beklimmen, maar in haar privé leven was haar talent nog altijd onmiskenbaar aanwezig. Op familieavonden straalde ze wanneer ze aan het hoofdeinde van de tafel gezeten de ene na de andere anekdote uit het niets tevoorschijn toverde, want -zo zei ze vaak- 'wat is theater anders dan werelden creëren met niets dan de verbeelding?' Oma Touwtje was vele vrouwen: de lieve fee, het clowntje, de femme fatale, het viswijf, ¶ oma Touwtje was alles. Jammer dat ze er niet meer was. 'Nou ja', humde ze, 'aan alles komt een einde.' Tevreden met die conclusie besloot ze de natuur een handje te helpen. Ze belde aan bij buurman Flipje. Buurman Flipje had jaren in de Betuwe gewerkt, liep met een looprekje ¶ en luisterde de hele dag naar Radio Sport. 'Dag oma Touwtje' , zei buurman Flipje, maar oma Touwtje was al langs hem heen geglipt om in de keuken de gaskraan wijd open te draaien. Ze sloot de deur en het raampje boven het aanrecht. 'Niet meer verder...' zuchtte ze, en ze meende het. Het was buurman Flipje die haar 10 minuten later half bewusteloos van de grond tilde en de dokter alarmeerde. Toen ze weer was bijgekomen en werd gevraagd naar de reden voor haar zelfmoordpoging had ze nogal laconiek geantwoord dat ze naar de Ophelia in zichzelf had gezocht. ¶ Oma Touwtje's acteermethode had een radicaal kantje. Anti-autoritair als ze was, plaste ze tegen de deur van de directrice van het bejaardentehuis, en genoot ze van het dramatisch effect van een scheet in een volle lift. Veel plezier schepte ze erin om 'per ongeluk' haar wandelstok boven op kleine hondjes te plaatsen en dan 'oh pardon, wat vreselijk' tegen de geschokte eigenaar te zeggen. Verder stencilde ze -wat onschuldiger- posters met 'Binnenstad autovrij' of 'Dood aan alle bestuurders' , een leuke woordspeling met automobilisten en lokale autoriteiten. Maar het meest interessante was hoe oma Touwtje aan haar naam was gekomen: ze liep per definitie in een minirok -in haar jonge jaren het ultieme anti-burgerlijke moraalprotest- waardoor men het touwtje van haar laatste tampon, die ze uit protest had ingehouden, vrolijk kon zien bungelen.

Multiple Choise (Herman & Inge)

'Hoe is uw relatie met God?' vroeg de documentairemaker aan Frederik, een doopsgezinde predikant. 'Oh meneer, ik doe dit gewoon voor de poen moet u weten.' De documentairemaker staarde onbewogen in de ogen van de predikant en bracht de microfoon nog wat dichter bij hem. Frederik zweeg echter, en staarde terug. Op de achtergrond speelde het kerkorgel en de mensen verlieten de kerk. De ¶ documentairemaker vervolgde 'En betaalt het een beetje?' Frederik deed z'n boord recht, keek omlaag en zei 'Oh, ik mag niet klagen.' Dat was waar, Frederik had niet te klagen, op materieël vlak kwam hij niets te kort, hij had een eigen huis, een auto, de nieuwste apparatuur, vakanties... hij had alles, oppervlakkig beschouwd. Plezier in zijn werk? Soms. De vergaderingen waren minder, en zijn colléga's, een beetje, tja. 'Nee ik mag niet ¶ klagen', zei hij nogmaals. 'Maar wat verwacht je precies van mij?' vroeg de documentairemaker. 'Nou, niet zo veel meer', zei Frederik, die de intelligentie van deze young creative allang had ingeschat 'misschien nog een paar van die diepgravende vragen, en dan moest je maar eens gaan monteren.' De documentairemaker knikte. 'Goed, nog twee vragen dan. De eerste: Hoe verhoudt u zich tot de West-Europese christelijke traditie?' Frederik zuchtte, hij had zin om te praten over z'n passie voor antieke koelkasten, specifiek de allereerste Amerikaanse modellen, die nog op ammoniak liepen. 'Die verhouding is uitstekend, dank u', antwoordde Frederik. De ¶ documentairemaker wachtte wat, maar Frederik zei verder niks. 'Dan de allerlaatste vraag', besloot de documentairemaker, 'Geloof je dat je zinvol bezig bent?' Op deze vraag had Frederik niet gerekend, hij was er niet op voorbereid. De vraag overrompelde hem, confronteerde hem met de 'mens' Frederik en hij voelde zich plotseling naakt. Op elke vraag had hij een pasklaar antwoord, maar 'Vind je dat je zinvol bezig bent?' viel in een andere categorie. ¶ Frederik lachte wat en probeerde: 'Zinvol... zinvol... interessante vraag...' maar verder kwam hij niet. Een wesp vloog in zijn keel en prikte op zijn huig, die opzwelde en z'n luchtpijp afsloot. 'Uuuuh' hapte hij naar adem, maar helaas, het was z'n laatste ademteug. De interviewer keek het aan, geschokt, verstokt, en toen Frederik omviel riep hij pas 'Help' en 'Oh mijn God', maar de kerk was leeg en niemand reageerde. De documentairemaker rende de kerk uit en besefte buiten dat hij 112 moest bellen. Hij zocht z'n mobiele telefoon en belde, '112 goedemiddag. Voor urgente gevallen, kies 1, voor minder urgente gevallen, kies 2'. De documentairemaker koos 1, 'Om u beter van dienst te kunnen zijn vragen wij u uw burgerservicenummer bij de hand te houden. ¶ Tevens maken wij u erop attent dat voor een nog betere dienstverlening dit gesprek kan worden opgenomen om dit..' 'Neem op!' schreeuwde de documentairemaker in paniek. Frederiks lichaam leek op te zwellen en er verschenen paarse vlekken op zijn slapen en op zijn handen en op zijn voorhoofd en op zijn neus. Eindelijk kreeg hij iemand aan de lijn, '112 met Nancy de Waard..' maar de documentairemaker hoorde het al niet meer: uit de buik van Frederik groeide nu een boom, vol rode bessen, en een vogel kwam aangevlogen, en nóg één, en nóg één... De documentairemaker liet de hoorn van de telefoon los en pakte zijn camera, maar héél vreemd: toen hij drie dagen later de beelden die hij geschoten had bekeek zag hij enkel een medium-shot van Frederik die zelfverzekerd in de lens keek, 'zinvol... ja, hoe definieer je dat? Is het zinvol om in armoede te leven? ..als je de keuze hebt?'

Monday, June 8, 2009

Belangeloos (Inge & Herman)

'De beginscène weet ik niet meer. Het was een dialoog. Dat weet ik nog. Maar waarover ben ik vergeten.' 'Geeft niet', zei de zuster, 'rust eerst maar wat.' 'Ik geloof dat het in Rusland was' ¶ mompelde de patiënt terwijl de zuster het licht uitknipte.
En toen was alles donker. Leek het. Na enige seconden raakte de patiënt gewend aan het donker en zag aan het voeteneind een paar ogen hem aanstaren. Althans, dat dacht hij. Hij wiebelde met z'n voet. En ja hoor, dat wat op zijn voeten zat knipperde met zijn ogen. Wat was dat? De patiënt zei 'Hallo?' Het wezentje aan z'n voeteneind ging weer rechtzitten en zei 'Dag'. ¶ 'Wie ben je?' vroeg de patiënt. 'Ik ben Hugo, een laaf', zei het wezentje. 'Een wat?' zei de patiënt. 'Een laaf. Een mythologisch wezen op het randje van de kitsch.' 'Op het randje,' herhaalde de patiënt, 'ik ook. Dat weet ik. Want ik heb een helder moment.' Op dat moment kwam de zuster weer binnen. Haar silhouet wierp een scherpe schaduw in het licht dat door de deuropening op de grond viel. 'Is er iets?' 'Nee hoor,' ¶ antwoordde de patiënt 'ik praat gewoon wat met Hugo.' Hugo? Wie is dat nu weer?' De patiënt wees, maar in het luchtledige. Hugo was verdwenen. Hij had zich verstopt achter het katheder dat naast de patiënt stond. Net naast hem bungelde een plastic slangetje waar rode vloeistof doorsijpelde. Nieuwsgierig als hij was kneep de laaf lichtjes in het slangetje. De vloeistof stokte. Hij liet weer los en de vloeistof stroomde weer door. Nogmaals kneep de laaf het slangetje dicht, dit keer langer. 'Uuuuuuh' zei de patiënt opeens, en begon heel snel te ademen. De laaf liet even los en hield het ¶ slangetje weer dicht. 'Aaah' zei de patiënt en toen 'oooi!' en toen klonk er een luide hoge piep.
Was het de hartmonitor? Nee. Het was de pieper van de zuster. Ze werd dringend verzocht zich naar de Zuidvleugel te begeven, alwaar een andere patiënt de deur naar de binnentuin had gebarricadeerd met meubels uit de kantine. Haar gekrijs had al drie andere patiënten gewekt. Twee ervan stonden verdwaasd in de deuropening, de derde huilde in stilte onder zijn dekens. 'Ik kom eraan' zei de zuster.

Wednesday, May 6, 2009

Tommie Pino en Ieniemienie (Herman&Inge)

Tommie, Pino en Ieniemienie liepn op straat. Er kwam een motor de hoek om die Ieniemienie aanreed. 'Piep' zei Ieniemienie terwijl de motor lustig doorscheurde. ¶ 'Welja, dat hebben wij weer,' zei Tommie tegen Pino, maar die domme vogel had z'n blik gefixeerd op een musje op een balkon en onderwijl gaf Ieniemienie de geest.
'Ja ik sta hier Pino, Het is wel zo beleefd als je me aankijkt als ik tegen je praat, vind je niet'. 'Sorry Tommie,' antwoordde Pino. 'Als ik een vogeltje zie... Het is iets dat sterker is dan ikzelf. Wat zei je ook alweer.' 'Ka goed. Het gaat erom dat we tot een consensus komen aangaande de herbestrating van Sesamstraat, we moeten als bewoners onderling tot een gezamenlijk besluit komen, kiezen we voor asfalt of stenen klinkers, of gaan we voor kinderkopjes...' 'Kinderkopjes?', eageerde Pino geschrokken, 'Wat morbide!'. ¶ 'Dat zijn keien Pino,' zuchtte Tommie. Domme domme Pino.
Tommie deed sinds enige tijd geen moeite meer zijn minachting voor Pino te verberegen. Het beest had een IQ van likmevestje en Tommie's carrière werd er flink door belemmerd. 'Keien, Pino,' herhaalde Tommie hatelijk. 'KEIEN', en toen, tot de regisseur 'Sorry hoor, ik kan zo niet werken. Dit is zó onprofessioneel. Zo'n vogel als rolmodel voor kinderen, dat is toch vragen om leeghoofdige pubers en incompetente jongvolwassenen? Moesten wij niet juist een voorbeeld zijn? ¶ We zouden debatten kunnen voeren over 'ontwapening' of 'homosexualiteit en de kerk', maar ik sta hier aan zo'n idiote vogel te vertellen wat een kei is', en hij sloeg z'n ogen ten hemel. Pina zei, 'Ah, keien', en de regisseur zei 'Cut!'.
'Pino, kun jij iets meer naar links gaan, je snavel bedekt Tommie's ogen. En dan moeten jullie hetzelfde gesprek nog eens voeren. OKé. En misschien moet Ieniemienie ook in beeld, waar is ze?'
Pino ging iets naar links en Tommie herhaalde de zin 'We moeten een consensus zien te bereiken', om uiteindelijk te besluiten dat 'consensus' moest worden vervangen door 'eensgezindheid'. 'Kiezen we voor asfalt, stenen klinkers of kinderkopjes.' 'Kinderkopjes?' antwoordde Pino wederom, 'wat morbide!'
De regisseur riep ondertussen Ieniemienie. ¶ Een antwoord bleef uit. Dan maar zonder har. 'Tommie en Pino, klaar?' Ze knikten. 'Oké. Camera loopt.'

Maar de scène verliep niet als gepland. Tommie was om te beginnen zijn openingszin vergeten en Pino had nog kauwgom in z'n bek. Toen Tommie improviseerde en tegen Pino zei 'Hey Kuttekop, zou je je niet eens nuttig maken en de peuken van de straat oprapen' kon Pino z'n snavel niet poenkrijgen omdat de kauwgom zo plakte. 'Nou? Hophophop.' schreeuwde Tommie en begon Pino een beetje te porren. Het porren werd stompen, en uiteindelijk duwde hij ¶ Pino om. 'Oplikken mag ook!' riep Tommie en liep het beeld uit, Pino in de goot achterlatend.
In het flikkerende neonlicht meende Pino een schattig klein vogeltje waar te nemen, dat naar hem toehipte, een pimpelmeesje, of een winterkoninkje misschien, Pino probeerde te glimlachen, maar dit deed te veel pijn. En ook was het geen leuk klein vogeltje die hem naderde, maar meneer Aart, die weinig begrip kon opbrengen voor het aanstellerige gedrag van de puber Pino. Pino Piña Colada.

Otje & Harry (Inge&Herman)

Otje's ogen zweefden over het canvas, op zoek naar een houvast, betekenis. 'Ik weet niet waar ik moet kijken,' zei het konijn. Harry Haas wierp zijn oren over zijn schouders. 'Dat verbaast me niets,' zei hij, 'Jij hebt nooit veel van beeldende kunst ¶ begrepen.' Otje keek naar Harry.
Hij zag er oud uit en had veel rimpels rondom zijn ogen. Het baarde Otje zorgen. 'Harry,' zei hij, 'je hebt een vermoeide huid. Gebruik je wel crème?' Harry schrok van de vraag. Hij wist dat hij zijn huid jarenlang had verwaarloosd, maar dacht dat z'n prachtige vacht de aandacht van de droge huid rondom zijn kraaloogjes wel zou afleiden. Dat was dus niet zo. Maar niet alleen dat trof Harry. Plots vroeg hij zich af of zijn psychische façade ook zou zijn aange- ¶ tast, en Otje niet langer verblindt zou zijn door zijn hartelijke glimlach, maar zijn daaronder liggende kille persoonlijkheid in alle afzichtelijkheid zou zien liggen.
'Schijn en wezen,' mompelde het konijn. 'Harry is een handelaar, zijn interesseveld is voornamelijk cashen, winst maken, zijn zogenaamde interesse in beeldende kunst is niet meer dan een façade, die moet verhullen wat een leeghoofd hij in werkelijk- ¶ heid is,' 'Wat denk je?' vroeg Harry.
Otje wilde wat zeggen, en zijn mond openende om te spreken, besefte hij plots dat het een val was. Harry probeerde door te dringen in Otje's zie!. Om dan alles kapot te maken! Ja, plots doorzag Otje Harry's snode plannen, en in een flits begreep hij wat hem te doen stond. 'Harry,' zei Otje nu rustig. 'Ik kan ¶ jou maken of breken. Ik weet dingen van jou, die jij liever geheim houdt. Weet je waar ik het over heb?' en Otje wierp Harry een veelbetekenende blik toe.
Harry begon te bibberen. 'Je bedoelt toch niet...' 'Ja,' antwoordde Otje, 'dat heb je heel goed geraden. Je kunt wel de kunstsnob uithangen, ik ken je op een heel andere manier... remember.'
Harry bevroor, zijn blik gefixeerd op het schilderij aan de muur, zijn poten voor zich uitgestrekt, als een slaapwandelaar maar bewegingloos. Otje kon een kleine giechel niet onderdrukken, maar Harry hoorde niets meer. Volledig versteend, net als zijn hart dat gestopt was met kloppen, vereeuwigd in carnavalspose, klaar voor ¶ een polonaise. Nee, met hoge cultuur had dit weinig te maken.
Otje voelde iets opborrelen. Het was een hysterische lach. Die hij niet kon onderdrukken. Die lach kwam namelijk van heel diep: alle leed dat hem in zijn korte konijneleventje was toegeworpen, alle momenten van wanhoop, alle onderdrukte aggressie, alle vernederingen die zijn ouders hem hadden aangedaan, zijn impotentie, z'n hazetanden, z'n gebrekkige dictie, de stress die hij voelde ¶ in alledaagse contacten, zijn continuë faalangst; in die langgerekte krijs toonde Otje zijn ziel aan de buitenwereld, waaronder ook Harry.
Maar Harry nam Otje's kreet bewegingloos waar. Zijn afgematte ogen staarden onafgebroken naar het schilderij, welks timbre en toest een bijzondere gevoelskwaliteit uitdruken, die -volgens Harry- slechts door enkelen ervaren kon worden, waaronder hijzelf. Maar dat was nu verleden tijd. Otje naderde het schilderij en bekeek het signatuur van de maker; Rien Poortvliet, stond er.

Nogmaals verslaggeven (Inge&Herman)

'Wat is je liefste wens?' vroeg de quiz-presentator aan de willekeurige voorbijganger op straat. 'Interessant dat je dat vraagt,' antwoordde de man van middelbare leeftijd op sneakers en in nauwsluitend t-shirt. 'Het allerliefste zou ik mij vacuüm willen laten verpakken en dan een tweede leven als rookworst ¶ beginnen, en nooit meer dezelfde fouten maken als in dit leven.' 'Pardon?' vroeg de presentator.
'Laat het me uitleggen' begon de gast, en toen volgde er een storing van een half uur. 'Gelieve ons te verontschuldigen technische problemen' stond er later in beeld. Papa Beer stond op en stampvoette naar de keuken om een biertje te pakken. Mama Beer haakte aan een nieuwe bedsprei en de kinderen zaten stil op de bank, te wachten tot de storing voorbij zou gaan. Papa Beer plofte in zijn fauteuil met z'n biertje en mopperde wat als 'stomme televisie' toen het beeld weer terug kwam. ¶ De presentator stak z'n vinger in z'n neus, en draaide een bolletje van het snot dat hij daar vond. Hij at het op en staarde wat voor zich uit, tot hij het rode lampje van de camera gewaarwerd. Oeps!
Hij herstelde zich met de opmerking 'Wie is er nu vies van zijn eigen lichaamssappen?'. Een uitspraak die hij eens uit de mond van een Belgische professor had vernomen, en hem uitermate waar leek. Hij vervolgde 'daar zijn we weer. Wensen en werkelijkheid. Gewenste werkelijkheid. Mag ik u iets vragen mevrouw?' en weer hield hij de microfoon bij de mond van een willekeurige voorbijganger, een vrouw ditmaal. 'Wat wilt u echt en innig?' 'Pardon?' 'Gewoon, wat is uw wens'. 'Ik heb alles al, alhowel, nee, ik nog wel eens naar de maan, of nee, naar Jupiter, dat is toch die planeet met die ring, het zou mooi zijn als ik mijn man mee kon nemen, een tweede huwelijksreis.'

Verslaggeven (Herman&Inge)

De presentator keek op de klok en zei 'Nou mensen, bedankt voor dit gesprek. Ik vond het ontzettend interessant, ik hoop u ook', en er klonk een muziekje terwijl er titelss door het beeld rolden. 'Wat een kutprogramma', zei papa Beer en gooide z'n lege bierblikje uit het raam. 'NIet doen!' zei mama Beer en likte haar poot om beter grip te hebben op de haaknaald. De berenkindertjes stonden van de bank op, want ze wisten dat ze na de uitzending naar bed moesten. Ze zongen om en om 'Goodnight', 'Farewel', 'Auf wiedersehen' 'Adieu-eu', en stapten in het gareel de kamer uit. Toen de deur achter hen sloot zei papa Beer tegen mama Beer' Ik snap niet waarom zo'n man voor zo'n programma ¶ gevraagd wordt. De presentator had geen kennis van zaken, geen opinie en al helemaal geen humor'.
Het was waar. Het enige waarover de presentator beschikte was een microfoon, maar die kon net zo goed aan iemand anders worden gegeven. En zo geschiedde: de microfoon werd aan een lantaarnpaal gebonden, en iedereen die hem (of haar) passeerde, mocht zeggen wat ie het liefst van al zou willen. Het was opmerkelijk hoe gelijkaardig de wensen van de men- ¶ sen waren. Saai bijna, totdat er een kleine, met mos beklede pigmee naar de lantaarnpaal kwam toegerend;

het was eigenlijk een laaf. Met z'n gigantische bovenlip opgekruld beet hij zich vast in de lantaarnpaal. Het licht viel daardoor uit, en de stroom sloeg over op de laaf die schokkend losliet en schuimbekkend aan zijn einde kwam. Een verslaggever ter plaatse keek het ademloos aan en zei uitendelijk 'Ja mensen, zo kwetsbaar kan een leven zijn.'
Op de achtergrond lag de narokende laaf.

3 dieren (Herman&Inge)

Er was eens een schaap met vijf poten, een prinsekikker en een kip zonder kop. 'Laten we touwtje springen', riep de kip. 'Nee dat vind ik te moeilijk,' zei het schaap. 'Stoepranden dan', zei de kikker. 'Ja hallo, ik kan toch niet gooien zonder armen' zei de kip. 'We kunnen op de trap voor de kerk gaan zitten en de mensen uitlachen', stelde het schaap voor, en al was het een beetje een saai plan, ze vonden het alle drie wel best. Zo zaten ze daar wat. totdat de ¶ kikker zei 'Zal ik wat biertjes halen?' De kip zonder kop riep 'Jaaaa!' maar het schaap zei 'Nee, doe mij maar een tomatensap, ik mag geen alcohol.
Dat is niet goed voor mijn bloedsuikerspiegel. Wel jammer, want ik vind niets zo leuk als lekker dornken worden, en dronken door de wei wandelen. Nou ja. Het is mijn lot om de wereld nuchter te aanschouwen. Eigenlijk ben ik een heilige. Een soort Jezus-figuur!' En terwijl het schaap voortpraatte liepen de kikker en de kip met een sixpack naar de rand van de rivier. De kip had het over kleuren die boven het water zweefden. De kikker plonste het water in en zei de kip hetzelfde te doen, maar de kip vond het eng in het donker in het water, ze bleef ¶ liever aan de oever. Zag de kikker het ook? Die turquoise vlek, met de oranje weerschijn? vroeg de kip.
De kikker zuchtte. Om de haverklap had de kip weer een visioen, ze was toch geen Thereresias? 'Houd toch op man!' zei de kikker, je hebt geen eens ogen, er is geen turquoise vlek, ga toch touwtje springen'. Maar het schaap zei 'Nee kijk, er is wel een vlek daar,' en hij wees met zijn vijfde poot naar het oosten. En jandorie, sodejuu, verhip nog an toe, het was waar. Op kleine afstand hing een turquoise vlek in het luchtledige. De dieren liepen er naar to. Nieuwsgierig snuffelend zoals dieren vaak doen. Daar schrok de vlek van en hij ¶ trok zich terug achter een boom. 'Huh?' zei de kip, 'Waar issie nu?' 'Achte de boom', zei het schaap. 'Erop af!' zei de kikker. De vlek maakte zich zo klein mogelijk.
'Daar!' Het schaap rende op de vlek af, maar één van zijn voorpoten zette zich vast in een molshoop, waardoor hij over de kop kantellde en met zijn achterste tegen de vlek aan landde, die zich nu aan het schaap had vastgezogen, turquoisekleurig op het schaap zijn achterste.
De vlek leek licht te geven, gefosforiseerd te zijn, Kip's fantasie sloeg ervan op hol. Ondertussen verzamelden zich boven de rivier veel meer kleuren, fel oranje omzoomd door mintgroen, en lichtgeel met knalrood, en donkerroze met kobaltblauw. Het had iets engs en ¶ fascinerends tegelijk. De kikker trok zich terug onder het wateroppervlak, alleen zijn ogen staken er nog boven uit. Het schaap keek verdwaasd naar de lichtgevende turquoise vlek op zijn achterste.

De kip was afgeleid door een passerende, uiterst voorkomende windhaan. 'G'dag m'neer,' zei de kip. 'Dag lekker kippie,' zei de windhaan en draaide met de wind mee iets noordoostelijk en vervolgde zijn weg. De kip liep achter hem aan het verhaal uit.
'Tijd voor kikkerdril!' riep de kikker enthousiast van onder de waterspiegel, maar dat hoorde het schaap natuurlijk niet. Af en toe struikelend over zijn vijfde poot liep hij terug ¶ naar de wei en graasde tot de zon onder ging. Toen ging hij slapen en liep ook zijn rol in dit verhaal ten einde. De kikker
sprong als een gifgroene vlek uit de vijver tevoorschijn tot schrik van de kip, wiens poten poten spontaan donkerroze kleuren, met gele accenten, bijna een paisley-motief.

Aurore (Herman&Inge)

En hop, daar viel weer een ster, en nog één, en nog één. De maan was a luit, en de nacht werd donkerder en donkerder. Aurore, een astrologe, kon het niet geloven. Verbijstering maakte zich van haar meester. Sinds mensenheugenis waren sterren eignelijk zonnen, maar dan heel ver weg. En nu opeens doofden ze, één voor één. Door haar telescoop bekeek ze ¶ de sterrenregen en Aurore moest het wel erkennen: het heelal viel uit één.
Aurore weigerde echter een negatieve betekenis aan dit feit toe te kennen, ook in situaties waarin dit realistischer en meer gepast zou zijn, en dus sprak AUrore niet van een einde, maar van een nieuwe begin, terwijl er drie sterren tegelijk naar beneden vielen, wenste ze respectievelijk: een gouden lot in de loterij, een paard en een supersonische computer die uitvoerde wat tegen hem werd gezegd, of nee, een nieuwe garderobe vol Armani's. ¶ Aurore's wensen werden niet verhoord.
Aurore's wensen waren soms ook wel wat wat extravagant, zo wilde ze als kind een roze pony en een winterkasteel, als puber een Rolls Royce met gouden wielen en kangoeroebonten fauteuils, als student wilde ze alleen privé-docenten met wie ze sex mocht hebben wanneer ze wilde, als dertiger wilde ze een eigen eiland waarbij de oorsrponkelijke bewoners haar bediening moest zijn, en de lijst ging door. Geen wonder dus dat ook deze keer Aurore's wensen niet ¶ in vervulling gingen. Aurore besloot Stephen Hawking te bellen, die had naas kennis van zaken ook invloedrijke contacten. 'Hawking.' zei de stem aan de andere kant van de lijn. 'Dag Stephen, Aurore hier.'
'Hey, what's up?' 'Nou kijk, het zit zo. Als een ster valt, dat heeft toch iets met de dampkring te maken.' 'Jaja, heel interessant allemaal' antwoordde Hawkings, 'ik heb geen tijd voor geintjes!' en hij haakte in. 'Arrogante kwal', dacht Aurore. 'Maar goed... ik begrijp ¶ het ook wel, want het hond even wandelt van als het ook anders in de weg verkeren'... Want niet alleen het heelal viel uiteen, ook Aurore's eigen gedachten raakten kant noch wal.
Het enige dat ze uitstootte was geraaskal, over het "bittere einde" en "impolosie van het vissentijdperk" en toen ze daarmee ophield, hield ze ook met alles op behalve ademen. Na 6 dagen stierf ze van de uitdroging, alleen in een 3-kamerappartement op de bovenste etage, waar ze langzaam wegrotte tot de buren na 2 weken de deur intrapten want het stonk zo op de gang. De holle uitgevreten ogen van Aurore staarden de buren tegemoet als twee parallele zwarte gaten, dat het ook waren. Het was haar kosmische zonnebril.

Monday, February 16, 2009

Meerstemmigheid (door Inge & Herman)

De pianist nam een laatste diepe ademteug, sloot zijn ogen en legde zijn vingers behoedzaam op de toetsen. Het was een moeilijk stuk, maar -als het lukte- zalig om te spelen, zodanig dat het begon te tintelen rond zijn hartstreek, en de haartjes in zijn nek overeind gingen staan. Ja, je lacht. We worden altijd wat ongemakkelijk wanneer we gevoelige zaken proberen te verwoorden, is het niet? ¶ Ook daarom prees de pianist zich gelukkig, dat hij zijn gevoelens met anderen kon delen zonder tussenkomst van woorden. Hij herinnerde zich hoe hij zij eerste clavinola had gekocht van een dame wiens taal hij niet goed sprak, maar na de betaling begreep hij wel dat ze had gezegd 'Geeft toch niks, we spreken allemaal dezelfde taal in de muziek.' Daaraan terugdenkend werd het hem te kwaad; een traan ontsprong aan zijn oog en een gelukzaligheid die alleen stervenden met een schoon geweten kennen, maakte zich van hem meester, visioenen van de wereldbevolking, zwart en blank, samen hand-in-hand, die zongen over liefde en geluk, terwijl het bloemen regende en aan alle horizonnen regenbogen ontsprongen, verschenen voor zijn geestesoog ¶ en in plaats van verder piano te spelen, begon hij in tongen te spreken. Het leek op jodelen, maar dan in het Arabisch, of, wie weet, Hebreeuws. Er diende zich een klank aan die zó aangenaam was om te produceren dat hij hem bleef herhalen, en nog eens, en nóg eens, steeds sneller, zodat het uiteindelijk één lange monoklank werd, een akoestische Rothko, als dat je iets zegt. ¶ De pianist ontdekte -bovenop zijn piano- zijn eigen stem als mogelijk instrument, zodat hij voortaan ook in z'n eentje duetten kon spelen. Geïnspireerd door het succes dat dit opleverde, zocht hij naar mogelijkheden zichzelf te overtreffen. Hij had gehoord dat in of nabij Tibet monniken tweestemmig konden zingen door een vernuftig gebruik van hun kopstem. Na een 5 jaar lange studie in Tibet beheeste hij de techniek feilloos, en gaf nu in zijn eentje concerten, duetten zingend, onderwijl zichzelf begeleidend. Ambitieus als hij was zocht hij naar nieuwe horizonten, en vond die in een cursus buikspreken, waardoor hij ¶ concerten zou kunnen geven als trio, begeleid door hemzelf, pianist, alt, sopraan en tenor in één persoon. De kritieken waren uitermate lovend, zijn muzikale uitvoeringen balanceerden op het perfecte midden tussen experimenteel en gerijpt. Hij was toonzuiver, maar menselijk. Wèl moet gezegd ¶ dat hij overtuigender was als tenor dan als sopraan. Critici debatteerden nog wat over de kwestie, maar het grote publiek bekommerde zich er niet om en verafgoodden de musicus als de nieuwe messias, hetwelk hem geen windeieren legde.

Het sprekende meer (door Herman & Inge)

In het Woud der Onwetenden groeide niks dan muurbloempjes en vergeet-me-nietjes. Een verdwaalde fee streek neer aan de rand van het Meer der Onkundigheid alwaar een luiaard sliep. De fee schudde wat aan zijn achterpoot om het beest te wekken. 'Huh', zei de luiaard en opende zijn oogjes. 'Iek! Een Vee', riep hij. 'Nee nee' zei ¶ de fee, ' een FEE, met een F'. Maar te laat, de luiaard was verschrikt het meer in gesprongen en was al halverwege gezwommen. Zag hem nu spartelen, de luiaard deed zijn naam weinig eer aan. Gelukkig was daar de fee, 'Foei toch', grapte ze, 'ik zou denken dat je een angsthaas was in plaats van een luiaard. Kom, geef me je hand dan neem ik je mee naar een wonderlijk avontuur.' Even aarzelde de ¶ luiaard, maar gaf de fee uiteindelijk zijn langgepalmde hand. De fee keek naar zijn welgevormde nagels, zijn magere knokkels en ranke pols, waarom de luiaard een fonkelend horloge droeg. 'Wat? 6 uur? Ik moet gaan', riep de fee, gaf de luiaard een dikke pakkerd en vloog weg. 'Morgen kom ik weeeeeeer' riep ze hem na, en weg was ze. De luiaard likte zijn poot om z'n oren te wassen, ging vervolgens op zoek naar een stevige tak en ging eraan hangen om te slapen. Het was een tak van een treurwilg, die sprak tot het Meer 'Wee mij, mijn lot is het dragen van luiaards en parasieten', want er groeide ook mistletoe in hem. Het Meer zei 'Ja, zó is ons lot, ¶ we groeien op het slijk der aarde, en brengen slechts vruchten van ergernis voort', waarop er een kikker uit hem sprong. 'Het is genoeg geweest, vanaf vandaag schalt enkel nog de loftrompet, in mijn hemelse rijk wordt niet meer gevloekt.' Toen haalde hij een stemvork tevoorschijn en tikte ertegen, een hoge C-klank vulde de ruimte. Alle aanwezigen gingen op zoek naar deze zelfde klank, zelfs de kikker die even tevoren uit hem was gesprongen slaagde erin de juiste toonhoogte te vinden. Zo vormde zich langzaam maar zeker een sonorisch geheel, zonder één enkele dissonant. Een eenheid als een zuiverronde kogel, die dan toch weer als een zeepbel uiteen spatte.

America's funniest.dog (door Inge & Herman)

'Ben je verkouden?' Geen antwoord. 'Heb je het koud? Zal ik de verwarming hoger zetten? Je hebt vast koude voetjes gekregen van de wandeling, ¶ of "pootjes", een hond heeft geen voeten.' Het was waar. Een paard had voeten, of een mens, zelfs bergen of wijnglazen hadden voeten, maar een hond had poten. Of erger nog; pootjes! Die gruwelijke gewoonte tot verkleinwoordjes werd de hond in kwestie plotseling teveel, en hij begon te blaffen. 'Wraf' kefte het beest, maar het kwam er nogal iel uit, als een ongeschoolde soprano die overslaat op haar kopstem. Het was meelijwekkend eigenlijk, bedenkend dat het beest z'n frustratie in kritiek wilde omzetten, maar de omstanders beschouwden het als schattig. 'Agressie, kijk'm ¶ 'es blaffen', zeiden ze, en aaiden over z'n hoofd en oortjes. 'Grrr' gromde de hond.
'Oeps. Dat vind ie niet zo fijn', zei X. En terwijl hij dit zei zette de hond zijn sterke witte tanden in het been van de jongen, die hysterisch begon te krijsen, wat de hond alleen maar nog agressiever maakte. De anderen -nog niet helemaal moreel gerijpt- stonden er als domme ganzen bij te ¶ lachen. 'Au!' krijste X, 'haal die klotehond van me af!' Ondertussen werd er op de achtergrond hard gebouwd aan het nieuwe VN-hoofdkwartier, een imposant gebouw met 5 hangende, kruisende dwarsbruggen die 10 torens met elkaar moesten verbinden. Een nieuw ontwerp van de inmiddels dementerende coryfee Rem Koolhaas, die was ingezet om het moderne, vooruitstrevende imago dat de VN van zich wenste, kracht bij te zetten. Ongelukkigerwijze ¶ leek het ontwerp meer op een labyrint dan op een gestroomlijnd netwerk, zó onwillekeurig de stand van zaken binnen de VN uitdrukkend. Oók leek het op Victory Boogie Woogie. En op een verkeerd geknoopt bloesje, waarbij je je verbaasd afvraagt waar het knoopje is dat bij het gaatje hoort, om vervolgens te ontdekken dat de onderkant van je bloes geen rechte lijn vormt, en je weer van voor af aan kan beginnen, terwijl je al aan de late kant was. Het was -kortom- een waardeloos ontwerp.

Monday, May 26, 2008

De Dood en het Meisje, door Herman & Inge

De bloementuin was uitgebloeid en de avond trad vroeg in daar de wolken talloos en dik waren. De herfst kondigde zich aan met een kille rukwind en het meisje dat in de tuin liep huiverde want ze had een veels te dun opwaaiend zomerjurkje aan. Toch liep ze door want achterin de tuin zou haar minnaar haar opwachten, in 't geniep, vol romantiek. Koud had het meisje het maar in de verzekering van de haar wachtende nacht van passie en geluk schreidde zij volharden voort en men kan zich haar huiver licht indenken toen zij plots een zwarte gestalte met een sikkelvormig instrument zag verrijzen in haar blikveld. ¶
'Parbleu,' zei het meisje, 'wie zijt gij?'. 'De dood,' sprak het wezen.
'Hm. Dat is de eerste keer dat ik U van zo nabij ontmoet. Tot zover was u slechts een concept, en van concepten houd ik niet zo, vooral niet in de kunst, maar nu zie ik u daadwerkelijk: u bent een bordeauxrode naar zwart neigende antropomorfe gestalte met twee gloeiende kooltjes als ogen. Als u achter een gordijn zou staan, zou het rode licht in uw ogen dwars door de stof heen waarneembaar zijn. U ruikt niet -zoals ik verwachtte- naar zwavel, maar naar vruchtbare aarde, wanneer het geregend heeft. Het enige dat mij weerhoudt om mij in uw uitnodigend uitgespreide armen te vleien is de koude die u uitstraalt. Laten we onze conversatie dan ook vooral beperken tot een intellectuele uitwisseling van ideeën. ¶
Vertel mij allereerst eens -wanneer het U belieft- waaraan ik de eer van uw bezoek te danken heb.' De dood nam plaats in de zetel.

'Welnu,' verzuchtte hij. 'Wil je de werkelijke verklaring met alle gruwelijke details en opzienbarende feiten, of de romantische, ook schokkende maar zoveel meer draaglijke verklaring?'
'Oh, doe de feitelijke maar,' zei het meisje.
De dood zuchtte nogmaals. 'Welnu,' begon hij.
'Oh nee, toch maar de romantische,' zei het meisje.
'Goed dan,' sprak de dood.
'Oh, of toch de feiten?' vroeg het meisje. De dood keek haar indringend aan.
'Feit of fictie?' zei het meisje, 'ik weet het gewoon niet. Er is voor allebei wel iets te zeggen, kijk, ik wil best weten wat waar is, maar ik ben ook heel vatbaar voor schoonheid moet je weten, ik ben tenslotte een meisje, en tja, die keuze valt me gewoon heel zwaar. Wat zou jij doen als je mij ¶
was? Wetenschap of kunst hè, dat is net zoiets, ik blijf daar maar tegenaan lopen...'.
De dood hief half wanhopig, half verveeld de ogen naar boven.
'Veel hedendaagse kunst,' vervolgde het meisje, 'blijft namelijk steken in een thematische opsomming, waaraan alle esthetische kwaliteiten ondergeschikt zijn gemaakt. Die eenduidigheid is dodelijk voor de verwondering. Trouwens, niet alleen in de kunst, maar bij eender welke waarneming wordt de hedendaagse mens gedreven door een verlangen naar definiëring, een dier bijvoorbeeld, mensen willen meteen weten welk dier ze voor zich hebben, in plaats van de eigenheid van ¶
bijvoorbeeld zijn bewegingen waar te nemen. Overigens...' Hier onderbrak de dood het meisje.

'Mijn waarde, hoe overtuigend ik je betoog ook vind, en hoe spijtig het ook is voor de mensen thuis, ik kom je toch halen. Maar, omdat ik je wel een sympathiek hart toedraag, geef ik je de keuze hoé te sterven.'
'Ik was nog niet klaar!' zei het meisje.
'Ok dan,' zei de dood.
'Ja, nu ben ik dus mijn punt vergeten. Bedankt.' zei het meisje, en trok haar beledigde-leverworst-gezicht.
'Ook goed,' zei de dood. 'Welaan dan, ik ben nu ook de drie opties vergeten. Dan maar op de klassieke wijze...' ¶
en de dood zwaaide wat met zijn zeis.
Zijn bewegingen hadden een bijzondere esthetische kwaliteit die het meisje wilde vastleggen. Maar helaas had ze haar camera aan een vriendin uitgeleend. 'Misschien met m'n fototoestel dan, met een lange sluitertijd,' dacht het meisje. Maar ze wilde de kamer niet verlaten, in de tijd dat ze haar fototoestel zou gaan halen zou de dood er weleens tussenuit kunnen knijpen. Dat risico wilde ze niet nemen. Dus keek ze aandachtig naar zijn bewegingen, om ze later, op een of andere manier, vanuit haar herinnering, opnieuw te kunnen vormgeven. Maar toen doofden de kooltjes in de dood zijn ogen en werd de kamer volledig duister.

Jean-Luc door Inge & Herman

9 uur. Jean-Luc ontwaakte uit een lucide droom waarin hij in een zweefmoeln had gezeten waarvan de stoeltjes onverwacht waren losgekoppeld, zodat de inzittenden in het luchtledige werden geworpen. Het was een heerlijke droom geweest. Eigenlijk had hij liever doorgeslapen, maar tant pis, het was weer tijd om portretten van toeristen te schetsen. Na een vlugge ¶
koffie wandelde Jean-Luc, met z'n pastelkrijtje richting Place du Tertre.
Er was echter geen plek voor hem, de terrassen van de restaurants stonden al uit. Jean-Luc keek op zijn horloge en zag dat het al tegen middernacht iep. 'Zut alors', zei hij en draaide een halve pirouette op zijn pantoffeltje om weer huiswaarts te keren. De weg terug was bergafwaarts dus Jean-Luc was in vijf minuten thuis. Hij legde zijn baret in de koelkast en schonk zichzelf een glaasje benzine in. Bij de drie-en-een-halfde slok verslikte hij zich en kuchtte luid. Dit deed de kat van ¶
de buren ontwaken die een krols gemiauw ten beste gaf. Waarop Jean-Luc z'n pierrot-kostuum aantrok.

Dat was zijn pyjama. Alle Fransen slapen in een pierrot-kostuum. Dat is een publiek geheim. Jean-Luc ontstak een olielampje en begaf zich naar het huis van de buren, die direct naast hem woonden. En terwijl hij met zijn vinger op de bel drukte spoot er een straaltje vloeistof recht in zijn gezicht. Het was rode wijn. Jean-Lu drukte nogmaals op de bel en hield zijn mond voor het gaatje waaruit de vloeistof was gkeomen. Maar nu was het azijn. De concierge, die alles van één verdieping hoger had gadegeslagen, schoot in de lach. Jean-Luc schrok ervan. Zozeer dat hij achterover viel, en zijn olielampje brak op het stenen plaveisel. Eindelijk werd de deur opengedaan, evenwel zonder dat iemand zich liet zien. ¶
Jean-Luc -in z'n pierrotkostuum- krabbelde overeind en sleepte zich naar de deuropening.
De deuropening was een ovaalvormig gat met een vliegengordijn in 400 kleuren met spiegeltjes en bamboescheuten die ritselden en klingelden in de wind. Jean-Luc brak een pompoen van z'n jasje, kustte hem en hij veranderde in een koets met 4 paarden ervoor. Jean-Luc stapte in en riep naar de koetsier 'Verras me!'. De koetsier reed naar de Opéra waar een uitvoering was van de Notenkraker. Jean-Luc rende de trap op maar alle loges waren gesloten. Hij rende naar benden maar ook daar waren alle deuren dicht. Hij zag een kleine trap die nog verder omlaag leidde, dus hij nam die. Beneden was een deur die wel open was. Achter ¶
de deur zag Jean-Luc honderden kleine zeilbootjes op het meer in de kelder van de Opéra.

Hij wierp zich erop, in de hoop te worden meegedreven naar paradijslijke oorden die hij kense uit vakantiebrochures. Maar de zeilbootjes bleken punaises en Jean-Luc's val werd accoustisch begeleid met paukenslagen en trombône-klanken. Met een zuur gezicht krabbelde Jean-Luc weer overeind en verwijderde een punaise uit zijn rode gummy-neus. Paukenslagen vergezelden zijn passen richting het boudoir, alwaar hij een harem verwachtte aan te zullen treffen, maar in plaats daarvan een siamese tweeling gewaar werd die met hun buiken aan elkaar verbonden ¶
waren, rondom hen cirkelde een speelgoedtreintje. Jean-Luc
bolde zijn wangen en blies het treintje omver. 1000en passagiers overleden, anderen raakten gewond. Jean-Luc zette zijn strohoed op en hupte weg, ondertussen olijk tsjilpend met een olijftakje in z'n snaveltje. Een oude visser zag het aan en zei tegen zichzelf 'Tja, zo trekt het leven aan je voorbij,' en stak een vredespijp op. Bij elke trek die hij er van nam kwam er een andere kleur rook uit in telkens een andere vorm. De laatste wollk was Poseidon die de visser met z'n drietand neerstak. De sirenen op een naburig eiland zongen er een lofzang op en alle zeemeerminnen dansten tot laat in de morgen en vanaf dat moment werd de aarde weer een paradijs.

Friday, May 23, 2008

Adèle door Herman & Inge

'Wilt u dat niet aan de gordijnen afsmeren meneer?' riep Adèle, eigenaresse van de netgeopende massage- en relaxclub 'Het Hijgend Hert' en vanavond tevens gastvrouw. Hector stak snel z'n handen in de zakken van z'n pantalon en liep fluitend de tuin in waar diverse meisjes van lichte zeden het buitenzwembad bevolkten. Adèle greep geërgerd naar de champagne en vulde haar glas bij. 'Vreselijk toch, die nouveau riche clientèle, niet?' zei ze tegen Corrie, die net haard eerste avond had. Corrie -goed in haar vak maar slecht in Frans-¶
glimlachte was terug en hield haar glas op, de coke nog aan haar neus. Adèle gaf haar de hele fles en zette de filmprojector aan.
De beelden waren schokkend, niet zozeer inhoudelijk alswel letterlijk. 'Het is maar een schets hè', zei Adèle. 'Tuurlijk', antwoordde Rita, 'dat begrijp ik wel, wat alles wat jij doet is maar een schets'. Adèle zette de filmprojector weer af. 'Als het je niet interesseert, dan niet.' Rita haalde haar schouder op en keek om zich heen. Maar het enige dat ze zag was de fles. 'Als we die nu gauw leegdrinken, dan kunnen we de trein naar Scheveningen nog halen,' zei ze, 'dan stoppen we er een briefje in en gooien de fles in zee.' 'Daar ¶
heb ik geen zin in. Wat bedoel je trouwens met 'maar een schets'?'. Rita

nam een slok wijn. 'Oei,' dacht ze, 'dat is een verdomd goede wijn zeg', en nam er nog een. Binnen notime was de fles leeg. En zo begon haar alcoholisme. Het leek zo'n bon vivant die Rita, maar wat leek te beginnen als connaisseur-schap eindigde als een loze verslaving. In die zin was Rita een modelburger: daar waar men dacht dat de burger zich zou kunnen verheffen door 'm een opleiding te geven, eindigde deze met een loze consumptie-verslaving. Goed, dat ter zijde werd Rita de volgende dag wakker en herinnerde zich niks van wat zich had afgespeeld. Het ¶
enige dat nog vagelijk in haar hoofd rondgalmde was 'maar een schets...'.
'Meer dan een schets misschien, mijn magnus opus', dacht Adèle en schopte haar ballerina's uit, waarvan er eentje de hamsterkooi raakte, waarop Knabbel terstond ontwaakte en in zijn halfslaap naar zijn looprad wandelde. Adèle pakte een zaklamp en zette het diertje in het spotlicht. 'Prachtig,' dacht ze. 'Dit moet ik filmen.' Maar tegen de tijd dat Adèle haar camera had geïnstalleerd had de hamster zijn nachtgymnastiek al weer beëindigd en knabbelde wat op een worteltje, daarvan had Adèle al ¶
zo'n vier uur beeldmateriaal. Wat kon Adèle nu een filmen?

Grote cineasten schoten door haar hoofd, onvergetelijke scènes zoals Meliès' reis naar de maan, het doorgesneden oog van Buñuel, de kaarslichtscène van Kubrick, maar nee, Adèle wilde iets minder artistieks filmen. Ze besloot zich te laten inspireren door Barbapapa en herinnerde zich dat ze nog wat plasticine in een keukenla had weggestopt voor verveelde momenten. Dus begon ze te kleien en al snel had ze een prachtige Barbapapa en Barbamama geboetseerd waarmee ze vervolgens het ongelovelijk arbeidsintensieve proces doorliep van het maken van een animatiefilm. De inhoud laat zich raden: Barbapapa ¶
ontmoet Barbamama, raakt opgewonden en de rest is het hormonale spel der natuur.
Maar stijlvol in beeld gebracht, met vaseline op de lens en sprookjesachtige landschappen ertussendoor gemonteerd, met vogels die zingen en dansen. Barbamama buigt zich voorover en ritme en melodie zetten een sensuele dialoog in. Een beetje à la Ben Webster, maar dan zonder de blazers. Enkel contrabas en snare-drum.

Egbert door Inge & Herman

Hij was 73 en kon zijn plas niet meer ophuoden, daarom droeg hij een luier. Maar op zijn hoofd. Lekker absurd, lekker Dada. Nee.
Hij was 42 en speelde dwarsfluit en harp, maar er zaten te veel snaren op dus sneed ie er een aantal door. Nu had de harp nog maar 3 snaren. Hij, of laten hem bij z'n naam noemen, ¶
Egbert, Egbert vond ook dat er teveel klepjes op z'n dwarsfluit zaten, dus brak hij er een paar van af.
'Zo, tijd voor jazz', riep hij en floot er lustig maar onoirlijk op los. Na een solo van 3,5 uur stortte hij uitgeput ter aarde. Bewusteloos. 'Wat een held', zei een toehoorder. 'Wat een anarchie', zei een ander. Het was waar, Egbert brak met de rigide voorschriften der gecomponeerde muziek en het daarbij horend vormgegeven instrumentarium. Eenmaal bijgekomen zocht hij zijn jas en fluitkoffer, poetste z'n fluit nog even op, pakte 'm in alsmede zichzelf en begaf zich door een gure winterwind op weg naar huis. 'Vormgeving is beperking' dacht hij terwijl het begon te sneeuwen. De wegen werden wit, de wind kouder en feller. Egbert sloeg een hoek om en liep een ¶
grote donkere gestalte tegen het lijf. 'Jules Deelder?' stamelde Egbert terwijl hij z'n idiote ziekenfondsbrilletje weer recht op z'n neus zette.

'Ja, en jij?'
'Ik ben Egbert,' stamelde Egbert, 'ik schrijf ook gedichten, net als u, alleen dan beter, of nee, dat niet natuurlijk, ik bedoel anders. Klankgedichten. Heel Dada', en terwijl Deelder naar de wqc liep, bleef Egbert gewoon doorvertellen: 'ik streef naar absolute zinloosheid, ik ben ook actief als beeldend kunstenaar, ik smeer mezelf in met vingerverg en dan ga ik op en neer rollen en dat film ik dan, maar zonder tapeje in de camera te stoppen. Ik ben zó... ja, hoe zal ik het noemen. Ik ben een pinguin!' ¶
Egbert vroeg zich af wat hij verder nog kon zeggen.
Hij staarde naar de muur en probeerde een pakkende tekst te vinden. Maar het enige dat kwam waren beelden. Beelden van de gevallen hoer van Babylon, van zevenkoppige draken, van instortende torens en de toorn Gods die aan de hemel zichtbaar was als bliksemschichten. Egbert had een visioen. 'Stop... wacht... schrijf dit op' murmelde Egbert en wilde beginnen zijn visioen te verwoorden, toen er opeens een luchtalarm klonk, een ¶
fanfare voorbijkwam, de Red Arrows hun nieuwe supersonische vliegtuigen gingen testen en een stoet van stakende ambulances en brandweerauto's passeerde. Egberts woorden werden subtiel overstemd.

Het deed er niet toe. De ambulancebroeders zagen Egbert aan voor een gevaarlijke gek en bonden hem vast op het brandcard. Hoezeer Egbert zich ook verzette, het mocht niet baten. Egbert werd als een vrachtje afgeleverd bij een psychiatrisch instituut, alwaar hij in een koud bad met een plank werd gestopt en daarbij werd geobserveerd door ¶
de hoofdzuster, die een diagnose probeerde te stellen, maar Egbert was niet makkelijk te categoriseren.
Het maakte de hoofdzuster onzeker hetwelk haar positie als authoriteit zou kunnen ondermijnen, hetwelk haar nog onzekerder maakte. Dus uiteindelijk riep ze maar wat. 'Kanker' zei ze. 'Wat?' zei Egbert verschrikt. 'Typhus', zei de hoofdzuster, 'Wat??' riep Egbert nu. 'Kut. Klote. Kanker.' tierde de hoofdzuster, 'U heeft een zeer zeldzame vorm van mazelen,' gokte ze in het wilde weg. 'Oh,' zuchtte Egbert, want dat klonk al weer een stuk betr. 'En is daar nog iets aan te doen?' vroeg hij hoopvol. 'Ja hoor,' zei de hoofdzuster. '3 stuks groente en 2 stuks fruit per dag, soms een glaasje wijn, af en toe een sigaretje tegen de stress, beetje dom om je heen lachen zodat mensen teruglachen, op tijd naar bed en genieten van de dingen die je doet!' Dat klonk Egbert als muziek in de oren, dus pakte hij pen en papier en schreef een en ander op in vrijwel onleesbaar notenschrift dat door z'n multi-interpretabele notering later veel bekendheid genoot als 's werelds eerste jazz-opera.