Otje's ogen zweefden over het canvas, op zoek naar een houvast, betekenis. 'Ik weet niet waar ik moet kijken,' zei het konijn. Harry Haas wierp zijn oren over zijn schouders. 'Dat verbaast me niets,' zei hij, 'Jij hebt nooit veel van beeldende kunst ¶ begrepen.' Otje keek naar Harry.
Hij zag er oud uit en had veel rimpels rondom zijn ogen. Het baarde Otje zorgen. 'Harry,' zei hij, 'je hebt een vermoeide huid. Gebruik je wel crème?' Harry schrok van de vraag. Hij wist dat hij zijn huid jarenlang had verwaarloosd, maar dacht dat z'n prachtige vacht de aandacht van de droge huid rondom zijn kraaloogjes wel zou afleiden. Dat was dus niet zo. Maar niet alleen dat trof Harry. Plots vroeg hij zich af of zijn psychische façade ook zou zijn aange- ¶ tast, en Otje niet langer verblindt zou zijn door zijn hartelijke glimlach, maar zijn daaronder liggende kille persoonlijkheid in alle afzichtelijkheid zou zien liggen.
'Schijn en wezen,' mompelde het konijn. 'Harry is een handelaar, zijn interesseveld is voornamelijk cashen, winst maken, zijn zogenaamde interesse in beeldende kunst is niet meer dan een façade, die moet verhullen wat een leeghoofd hij in werkelijk- ¶ heid is,' 'Wat denk je?' vroeg Harry.
Otje wilde wat zeggen, en zijn mond openende om te spreken, besefte hij plots dat het een val was. Harry probeerde door te dringen in Otje's zie!. Om dan alles kapot te maken! Ja, plots doorzag Otje Harry's snode plannen, en in een flits begreep hij wat hem te doen stond. 'Harry,' zei Otje nu rustig. 'Ik kan ¶ jou maken of breken. Ik weet dingen van jou, die jij liever geheim houdt. Weet je waar ik het over heb?' en Otje wierp Harry een veelbetekenende blik toe.
Harry begon te bibberen. 'Je bedoelt toch niet...' 'Ja,' antwoordde Otje, 'dat heb je heel goed geraden. Je kunt wel de kunstsnob uithangen, ik ken je op een heel andere manier... remember.'
Harry bevroor, zijn blik gefixeerd op het schilderij aan de muur, zijn poten voor zich uitgestrekt, als een slaapwandelaar maar bewegingloos. Otje kon een kleine giechel niet onderdrukken, maar Harry hoorde niets meer. Volledig versteend, net als zijn hart dat gestopt was met kloppen, vereeuwigd in carnavalspose, klaar voor ¶ een polonaise. Nee, met hoge cultuur had dit weinig te maken.
Otje voelde iets opborrelen. Het was een hysterische lach. Die hij niet kon onderdrukken. Die lach kwam namelijk van heel diep: alle leed dat hem in zijn korte konijneleventje was toegeworpen, alle momenten van wanhoop, alle onderdrukte aggressie, alle vernederingen die zijn ouders hem hadden aangedaan, zijn impotentie, z'n hazetanden, z'n gebrekkige dictie, de stress die hij voelde ¶ in alledaagse contacten, zijn continuë faalangst; in die langgerekte krijs toonde Otje zijn ziel aan de buitenwereld, waaronder ook Harry.
Maar Harry nam Otje's kreet bewegingloos waar. Zijn afgematte ogen staarden onafgebroken naar het schilderij, welks timbre en toest een bijzondere gevoelskwaliteit uitdruken, die -volgens Harry- slechts door enkelen ervaren kon worden, waaronder hijzelf. Maar dat was nu verleden tijd. Otje naderde het schilderij en bekeek het signatuur van de maker; Rien Poortvliet, stond er.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment