9 uur. Jean-Luc ontwaakte uit een lucide droom waarin hij in een zweefmoeln had gezeten waarvan de stoeltjes onverwacht waren losgekoppeld, zodat de inzittenden in het luchtledige werden geworpen. Het was een heerlijke droom geweest. Eigenlijk had hij liever doorgeslapen, maar tant pis, het was weer tijd om portretten van toeristen te schetsen. Na een vlugge ¶
koffie wandelde Jean-Luc, met z'n pastelkrijtje richting Place du Tertre.
Er was echter geen plek voor hem, de terrassen van de restaurants stonden al uit. Jean-Luc keek op zijn horloge en zag dat het al tegen middernacht iep. 'Zut alors', zei hij en draaide een halve pirouette op zijn pantoffeltje om weer huiswaarts te keren. De weg terug was bergafwaarts dus Jean-Luc was in vijf minuten thuis. Hij legde zijn baret in de koelkast en schonk zichzelf een glaasje benzine in. Bij de drie-en-een-halfde slok verslikte hij zich en kuchtte luid. Dit deed de kat van ¶
de buren ontwaken die een krols gemiauw ten beste gaf. Waarop Jean-Luc z'n pierrot-kostuum aantrok.
Dat was zijn pyjama. Alle Fransen slapen in een pierrot-kostuum. Dat is een publiek geheim. Jean-Luc ontstak een olielampje en begaf zich naar het huis van de buren, die direct naast hem woonden. En terwijl hij met zijn vinger op de bel drukte spoot er een straaltje vloeistof recht in zijn gezicht. Het was rode wijn. Jean-Lu drukte nogmaals op de bel en hield zijn mond voor het gaatje waaruit de vloeistof was gkeomen. Maar nu was het azijn. De concierge, die alles van één verdieping hoger had gadegeslagen, schoot in de lach. Jean-Luc schrok ervan. Zozeer dat hij achterover viel, en zijn olielampje brak op het stenen plaveisel. Eindelijk werd de deur opengedaan, evenwel zonder dat iemand zich liet zien. ¶
Jean-Luc -in z'n pierrotkostuum- krabbelde overeind en sleepte zich naar de deuropening.
De deuropening was een ovaalvormig gat met een vliegengordijn in 400 kleuren met spiegeltjes en bamboescheuten die ritselden en klingelden in de wind. Jean-Luc brak een pompoen van z'n jasje, kustte hem en hij veranderde in een koets met 4 paarden ervoor. Jean-Luc stapte in en riep naar de koetsier 'Verras me!'. De koetsier reed naar de Opéra waar een uitvoering was van de Notenkraker. Jean-Luc rende de trap op maar alle loges waren gesloten. Hij rende naar benden maar ook daar waren alle deuren dicht. Hij zag een kleine trap die nog verder omlaag leidde, dus hij nam die. Beneden was een deur die wel open was. Achter ¶
de deur zag Jean-Luc honderden kleine zeilbootjes op het meer in de kelder van de Opéra.
Hij wierp zich erop, in de hoop te worden meegedreven naar paradijslijke oorden die hij kense uit vakantiebrochures. Maar de zeilbootjes bleken punaises en Jean-Luc's val werd accoustisch begeleid met paukenslagen en trombône-klanken. Met een zuur gezicht krabbelde Jean-Luc weer overeind en verwijderde een punaise uit zijn rode gummy-neus. Paukenslagen vergezelden zijn passen richting het boudoir, alwaar hij een harem verwachtte aan te zullen treffen, maar in plaats daarvan een siamese tweeling gewaar werd die met hun buiken aan elkaar verbonden ¶
waren, rondom hen cirkelde een speelgoedtreintje. Jean-Luc
bolde zijn wangen en blies het treintje omver. 1000en passagiers overleden, anderen raakten gewond. Jean-Luc zette zijn strohoed op en hupte weg, ondertussen olijk tsjilpend met een olijftakje in z'n snaveltje. Een oude visser zag het aan en zei tegen zichzelf 'Tja, zo trekt het leven aan je voorbij,' en stak een vredespijp op. Bij elke trek die hij er van nam kwam er een andere kleur rook uit in telkens een andere vorm. De laatste wollk was Poseidon die de visser met z'n drietand neerstak. De sirenen op een naburig eiland zongen er een lofzang op en alle zeemeerminnen dansten tot laat in de morgen en vanaf dat moment werd de aarde weer een paradijs.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Interesting to know.
Post a Comment