Hij was 73 en kon zijn plas niet meer ophuoden, daarom droeg hij een luier. Maar op zijn hoofd. Lekker absurd, lekker Dada. Nee.
Hij was 42 en speelde dwarsfluit en harp, maar er zaten te veel snaren op dus sneed ie er een aantal door. Nu had de harp nog maar 3 snaren. Hij, of laten hem bij z'n naam noemen, ¶
Egbert, Egbert vond ook dat er teveel klepjes op z'n dwarsfluit zaten, dus brak hij er een paar van af.
'Zo, tijd voor jazz', riep hij en floot er lustig maar onoirlijk op los. Na een solo van 3,5 uur stortte hij uitgeput ter aarde. Bewusteloos. 'Wat een held', zei een toehoorder. 'Wat een anarchie', zei een ander. Het was waar, Egbert brak met de rigide voorschriften der gecomponeerde muziek en het daarbij horend vormgegeven instrumentarium. Eenmaal bijgekomen zocht hij zijn jas en fluitkoffer, poetste z'n fluit nog even op, pakte 'm in alsmede zichzelf en begaf zich door een gure winterwind op weg naar huis. 'Vormgeving is beperking' dacht hij terwijl het begon te sneeuwen. De wegen werden wit, de wind kouder en feller. Egbert sloeg een hoek om en liep een ¶
grote donkere gestalte tegen het lijf. 'Jules Deelder?' stamelde Egbert terwijl hij z'n idiote ziekenfondsbrilletje weer recht op z'n neus zette.
'Ja, en jij?'
'Ik ben Egbert,' stamelde Egbert, 'ik schrijf ook gedichten, net als u, alleen dan beter, of nee, dat niet natuurlijk, ik bedoel anders. Klankgedichten. Heel Dada', en terwijl Deelder naar de wqc liep, bleef Egbert gewoon doorvertellen: 'ik streef naar absolute zinloosheid, ik ben ook actief als beeldend kunstenaar, ik smeer mezelf in met vingerverg en dan ga ik op en neer rollen en dat film ik dan, maar zonder tapeje in de camera te stoppen. Ik ben zó... ja, hoe zal ik het noemen. Ik ben een pinguin!' ¶
Egbert vroeg zich af wat hij verder nog kon zeggen.
Hij staarde naar de muur en probeerde een pakkende tekst te vinden. Maar het enige dat kwam waren beelden. Beelden van de gevallen hoer van Babylon, van zevenkoppige draken, van instortende torens en de toorn Gods die aan de hemel zichtbaar was als bliksemschichten. Egbert had een visioen. 'Stop... wacht... schrijf dit op' murmelde Egbert en wilde beginnen zijn visioen te verwoorden, toen er opeens een luchtalarm klonk, een ¶
fanfare voorbijkwam, de Red Arrows hun nieuwe supersonische vliegtuigen gingen testen en een stoet van stakende ambulances en brandweerauto's passeerde. Egberts woorden werden subtiel overstemd.
Het deed er niet toe. De ambulancebroeders zagen Egbert aan voor een gevaarlijke gek en bonden hem vast op het brandcard. Hoezeer Egbert zich ook verzette, het mocht niet baten. Egbert werd als een vrachtje afgeleverd bij een psychiatrisch instituut, alwaar hij in een koud bad met een plank werd gestopt en daarbij werd geobserveerd door ¶
de hoofdzuster, die een diagnose probeerde te stellen, maar Egbert was niet makkelijk te categoriseren.
Het maakte de hoofdzuster onzeker hetwelk haar positie als authoriteit zou kunnen ondermijnen, hetwelk haar nog onzekerder maakte. Dus uiteindelijk riep ze maar wat. 'Kanker' zei ze. 'Wat?' zei Egbert verschrikt. 'Typhus', zei de hoofdzuster, 'Wat??' riep Egbert nu. 'Kut. Klote. Kanker.' tierde de hoofdzuster, 'U heeft een zeer zeldzame vorm van mazelen,' gokte ze in het wilde weg. 'Oh,' zuchtte Egbert, want dat klonk al weer een stuk betr. 'En is daar nog iets aan te doen?' vroeg hij hoopvol. 'Ja hoor,' zei de hoofdzuster. '3 stuks groente en 2 stuks fruit per dag, soms een glaasje wijn, af en toe een sigaretje tegen de stress, beetje dom om je heen lachen zodat mensen teruglachen, op tijd naar bed en genieten van de dingen die je doet!' Dat klonk Egbert als muziek in de oren, dus pakte hij pen en papier en schreef een en ander op in vrijwel onleesbaar notenschrift dat door z'n multi-interpretabele notering later veel bekendheid genoot als 's werelds eerste jazz-opera.
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment